Honderden kerkgebouwen gesloopt en einde nog niet in zicht

door Daniël Gillissen

Om de kerken die afgelopen decennia zijn gesloopt weer in beeld te brengen, heeft het Nederlands Dagblad de bijna zestig belangrijkste geselecteerd voor de verkiezing ‘Mooiste gesloopte kerk’.
De sloop gaat nog door. ‘Zoals in de jaren zestig werd gedacht over neogotiek, zo denken wij nu over wederopbouwkerken.’

Barneveld
Honderden kerken zijn er in Nederland gesloopt. In diverse steden bepaalden deze gebouwen het stadsbeeld. Breda is volgens kerkenhobbyist Job van Nes het beste voorbeeld waar sloop de skyline heeft aangetast. ‘Daar verdwenen binnen tien jaar tijd drie van de vier hoogste kerktorens uit de skyline: de Maria Hemelvaart, Barbara en Jozef. Alleen de Grote Kerk is nog over.’ En de lagere toren van de Sint-Antoniuskerk. ‘Ik was in de jaren zestig onder de indruk van het stadsgezicht van Breda. Maar langzamerhand weet menigeen natuurlijk niet meer dat er eerst drie kerken meer hebben gestaan.’

Reden voor het Nederlands Dagblad om de herinnering aan gesloopte kerken levend te houden door de verkiezing ‘Mooiste gesloopte kerk’ te organiseren. Een foto van de Koninginnekerk in Rotterdam die een voormalige Rotterdamse deelraadbestuurder via Twitter rondstuurde, bracht het idee op gang. Als zo’n opvallend gebouw is gesloopt, wat is er dan nog meer verdwenen?

Dat blijkt heel wat te zijn. Bijna zestig kerken zijn met hulp van lezers en deskundigen door het Nederlands Dagblad op een rij gezet. Om de lijst te beperken is ervoor gekozen alleen kerken te nomineren die voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd en daarna zijn gesloopt. Kerken die voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd, worden nu veelal als mooi betiteld. Ze zijn vrijwel zonder uitzondering gesloopt vanwege de ontkerkelijking. De lijst is niet compleet, maar dit nooit eerder gemaakte overzicht brengt wel de belangrijkste en meest opvallende kerkgebouwen in beeld.

Aantal gesloopte kerken per jaar

Het gaat voor een belangrijk deel om neogotische kerken uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Veel ervan zijn ontworpen door van de gerenommeerde architect Pierre Cuypers, die ook het Rijksmuseum in Amsterdam en het Centraal Station van die stad heeft ontworpen. In de rijke, roomse tijd na het herstel van de bisschoppelijk hiërarchie in 1853 ontwierp hij zo’n honderd kerken waarvan er zo’n zeventig zijn gebouwd. De ambities waren groot. Vaak ontwierpen de architecten meer torens of hogere torens dan er uiteindelijk werden gebouwd. Van Cuypers en zijn leerlingen, die ook vele kerken ontwierpen, zijn er tientallen gesloopt.

In de lijst staat ook een aantal hervormde en gereformeerde kerkgebouwen. Meestal uit dezelfde periode of begin twintigste eeuw.

Echt oude kerken zijn na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks gesloopt. Enkele uitzonderingen zijn de Hervormde Kerk in Heerenveen uit 1637 en de hervormde Eilandskerk in Amsterdam uit 1736. Dat gebeurde vanwege bouwvalligheid. Andere oude kerken bleven gespaard omdat die nog volop in gebruik waren en de waarde daarvan al werd ingezien.

In de loop van de jaren zestig kwam daar het predicaat ‘rijksmonument’ bij en werd sloop in principe onmogelijk. In de eerste ronde zijn oude gebouwen van voor 1850 aangewezen als rijksmonument, aldus Albert Reinstra, specialist kerkelijke bouwkunst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In 1970 volgde een inventarisatie van negentiende-eeuwse kerkgebouwen waaruit in eerste instantie 136 belangrijke kerken aan de monumentenlijst zijn toegevoegd. In de jaren tachtig en negentig kregen ook ‘andere waardevolle, jonge kerkgebouwen de status van rijksmonument’.

Voor de neogotiek was in de jaren zestig tot tachtig weinig erkenning en waardering, zegt architectuurhistoricus Herman Wesselink, die bezig is met een promotiestudie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam over kerkgebouwen uit de periode 1800 tot 1970. ‘De negentiende-eeuwse bouwkunst vonden mensen in die tijd protserig, kitscherig en een architectonische maskerade. Tel daarbij op de grote maatschappelijke veranderingen, zoals toenemende welvaart, ontvolking van de steden, ontkerkelijking en “behoefte tot afrekening met alles wat traditioneel en gezaghebbend was”.’

Herbestemming van leegstaande gebouwen was op dat moment nog niet aan de orde, zegt Wesselink. Neogotische kerken zijn bovendien lastig te herbestemmen, aldus Reinstra. ‘Daarnaast zijn het gewijde gebouwen waardoor de bisschoppen zeker in het verleden veel moeite hadden met een andere bestemming.’

De deskundigen zijn het er over eens dat niet alles kan worden bewaard. Reinstra: ‘Van sommige types zijn er gewoon heel veel met weinig of geen bijzondere cultuurhistorische waarden.’ Wesselink relativeert dan ook de kaalslag in Breda die Job van Nes signaleert. ‘We hebben het hier over een door kerksloop veranderd dan wel aangetast stadsbeeld in kwantitatieve zin. Daarmee bedoel ik dat met name de sporen van de rooms-katholieke emancipatie uit van eind negentiende eeuw zijn uitgewist. De Grote Kerk en de Antoniuskathedraal staan er nog wel en die bepalen toch nog op fraaie wijze het stadsbeeld.’

bombardement

Nergens zijn zoveel kerken gesloopt als in Rotterdam, weet Job van Nes, al sinds zijn jeugd gefascineerd door kerkgebouwen. Met zijn foto’s van honderden kerkgebouwen levert hij een belangrijke bijdrage aan Reliwiki.nl, een database met informatie over duizenden kerken. ‘In Rotterdam zijn sinds de jaren zeventig meer kerken gesloopt dan er zijn verwoest tijdens het bombardement in 1940.’

Dat erkent ook Wesselink. In die lange rij is er één kerk die het stadsbestuur nooit had mogen slopen, vindt hij. Dat is de hervormde Koninginnekerk uit 1907, ontworpen door Barend Hooykaas jr. en gesloopt in 1972. ‘Deze kerk stond aan de Boezemsingel in de wijk Crooswijk. De betreurenswaardige sloop van deze kerk symboliseert de uitermate meedogenloze en barbaarse wijze waarop het Rotterdamse stadsbestuur en projectontwikkelaars decennialang met het kerkelijke erfgoed zijn omgegaan. Nog maar enkele decennia na de verwoestingen door het Duitse bombardement sloopten ze alles zelf.’

De Koninginnekerk was in de protestantse kerkbouw uniek door haar architectuur en monumentale verschijning met de twee forse torens, weet Wesselink. ‘We hebben het hier over een kerksloop die zowel architectonisch, stedenbouwkundig als ook cultuurhistorisch een echte verarming binnen de Nederlandse geschiedenis en het Nederlandse erfgoed is.’

topwerken

Er is nog een aantal kerken waarvan Wesselink de sloop ‘betreurenswaardig’ vindt. Het gaat om enkele grote neogotische kerken in kleinere historische steden, zoals de St.-Michaël in Zwolle (gesloopt in 1965), de Sint-Martinuskerk in Groningen (1982), de Spaarnekerk in Haarlem (1983), de St.-Dominicus in Alkmaar (1985) en de Kleine Eusebius in Arnhem (1990). ‘De situatie is vergelijkbaar met Breda, maar dan op kleinere schaal. Evenals in Breda zijn ook hier negentiende-eeuwse, katholieke sporen (deels) uitgewist, maar het stadsbeeld wordt nog steeds bepaald door de middeleeuwse kerken die er staan.’

Wesselink vindt het opmerkelijk dat sommige van deze kerken zijn gesloopt in een tijd dat de herwaardering voor de neogotiek al op gang was gekomen. ‘De kerken in Alkmaar, Arnhem en Groningen stonden eerst op de rijksmonumentenlijst, maar zijn ze door procedurele fouten bij de aanwijzing daarvan helaas weer afgevoerd, waarna ze alsnog zijn gesloopt.’

In Amsterdam betreurt Wesselink de sloop van twee grote kerken – ‘topwerken’ – van zijn favoriete bouwmeester Pierre Cuypers: de Maria Magdalena en de St. Willibrordus buiten de Veste. ‘Met name de sloop van laatstgenoemde kerk is een echt, nationaal, cultuurhistorisch verlies. Dit was, ondanks het feit dat deze onvoltooid was, de grootste kerk van Amsterdam, de grootste kerk van Cuypers en de grootste neogotische kerk die ooit in Nederland is gebouwd.’

De sloop van de hervormde Koepelkerk bij het Leidsebosje in 1972 is ook een nationaal verlies, stelt Wesselink. De kerk was belangrijk voor de protestantse kerkbouw uit de tweede helft van de negentiende eeuw.

wederopbouwkerken

Niemand weet precies hoeveel kerken er ooit in Nederland zijn gebouwd. De schatting van ongeveer tienduizend, lijkt de meestal bijval te krijgen. Albert Reinstra weet dat er op dit moment ongeveer 2600 kerken rijksmonument zijn. In totaal zijn er ongeveer zesduizend kerken, denkt hij. Uit cijfers van onderzoekscentrum Kaski blijkt dat er ongeveer 1600 rooms-katholieke kerken zijn en ruim 2500 kerkgebouwen van de Protestantse Kerk. Daar komen de kerken van afgescheiden kerkgenootschappen en evangelischen nog bij.

Sloop van kerken gaat nog steeds door. De verwachting is dat nog honderden kerkgebouwen worden afgestoten de komende jaren. Wellicht zal het de komende jaren harder gaan dan de afgelopen decennia. Bij sloop zijn kerkbesturen en burgerlijke gemeenten wel voorzichtiger, is de indruk van Reinstra van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. ‘Er wordt duidelijk meer naar herbestemming gekeken, mede omdat sloop veel emoties losmaakt.’

Op dit moment vallen vooral wederopbouwkerken ten prooi aan de slopershamer. ‘Zoals in de jaren zestig werd gedacht over neogotiek, zo wordt nu veelal over wederopbouwkerken gedacht’, waarschuwt Reinstra.

Hij vertelt dat zijn Rijksdienst binnen afzienbare tijd nog hooguit zestien wederopbouwkerken als rijksmonument voordraagt. ‘Die gebouwen uit 1959-1965 geven, samen met de veertien al beschermde exemplaren uit de periode 1940-1958 een representatief beeld van het tijdperk van de Verzuiling.’

Snel slopen is gemakkelijk, maar niet verstandig, vindt Reinstra. ‘Soms is er even tijd nodig vanwege de emoties, maar ook om herbestemming te onderzoeken.’ Hij beseft echter ook dat kerkbesturen vaak al grote financiële zorgen hebben en na sluiting dan ook zo snel mogelijk van een gebouw afwillen om geld te besparen.

Probleem is dat de markt voor herbestemming door de crisis goeddeels is stilgevallen, stelt Wesselink. ‘Met name in kleinere dorpen zullen kerken langer leegstaan en hierdoor in verval raken. Dit geldt zowel oude als jonge kerkgebouwen. Tijdelijk gebruik op sociaal, cultureel of kerkelijk gebied is de beste optie.’ Maar dat heeft alleen kans van slagen, denkt Wesselink, als kerk, overheid en lokale bevolking samenwerken. <