Soap voorkwam sloop niet

Maurice Hoogendoorn

In de verkiezing Mooiste Gesloopte Kerk kwam de Koninginnekerk in Rotterdam als winnaar uit de bus. De sloop van de kerk riep in 1971 veel verzet op.
‘Wat de nazi’s lieten staan, dat gaat er nu wel aan.’

Koninginnekerk, Rotterdam

Rotterdam
Het verhaal rond de sloop van de Rotterdamse Koninginnekerk in 1972 is niet minder dan een soap. Het besluit van de gemeenteraad de kerk neer te halen riep een ongekend verzet op en maakte veel emoties los, bij bezoekers van de hervormde kerk, maar ook bij katholieken en ongelovigen.

Om te kunnen begrijpen waarom de kerk zoveel mensen aan het hart ging, is een stap terug in de tijd nodig. In de Rotterdamse Crooswijk, een volksbuurt, stond in de negentiende eeuw de hervormde Prinsenkerk. Het gebouw was begin twintigste eeuw bouwvallig en werd gesloopt. In de plaats daarvan kwam de Koninginnekerk. De bouw begon in 1904, mede mogelijk gemaakt door een gift van twee welgestelde vrijgezelle dames, de gezusters Van Dam. Op eerste paasdag in 1907 was de kerk klaar voor gebruik.

Rudolf Schermer, werkzaam bij Gemeentearchief Rotterdam, groeide op in Crooswijk en herinnert zich het gebouw als ‘luxueus’. ‘Niet alleen de buitenkant. De kerk had ook ruime zitplaatsen bijvoorbeeld.’ Schermer schreef een boek over de 55 kerken in Rotterdam die sinds de Tweede Wereldoorlog zijn afgebroken. ‘Geen enkele haalt het bij de Koninginnekerk’, zegt hij.

Architectuurhistoricus Herman Wesselink is ook lyrisch over het gebouw, dat is ontworpen door de architecten Hooijkaas en Brinkman. ‘Het ontwerp was een knappe synthese tussen oude (byzantijnse, romaanse en gotische) en nieuwe stijlelementen (de invloed van de architecten Berlage en Kromhout). Hooijkaas had deze veelheid aan stijlen op een wonderbaarlijke wijze toegepast in een voor die tijd modern en functioneel gebouw.’

Het imposante gebouw was bekend bij gelovig en ongelovig Rotterdam. Die bekendheid werd versterkt doordat de kerk vanaf 1940 tot 1966 ook als concertzaal voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest diende, omdat concertgebouw De Doelen was gebombardeerd.

Tukker
De jaren vijftig waren de gloriejaren van de Koninginnekerk, meent geboren Rotterdammer Theo van den Bos. ‘Mijn ouders behoorden tot de Gereformeerde Bond. De predikanten rouleerden toen nog over de hervormde kerken in Rotterdam; de gemeente liep hen achterna. De diensten waarin ds. W.L. Tukker voorging (1954-1959), trokken veel mensen, ook uit andere kerken. Het was soms zo vol dat alle 1750 zitplaatsen bezet waren en mensen moesten staan of plaatsnemen in de vensterbanken.’

Toch werd de kerk vijftien jaar later gesloopt. Schermer: ‘De ontkerkelijking zette in. Daarnaast trokken veel mensen naar Alexanderpolder en Capelle aan den IJssel. Crooswijk was toen al een achterstandsbuurt waar veel gezinnen niet meer wilden wonen.’

De inkomstenbron van de kerk liep sterk terug toen het Philharmonisch Orkest in 1966 in een nieuw gebouw plaatsnam. ‘De kerk was eind jaren zestig hard toe aan een grondige onderhoudsbeurt, maar geld was er niet’, aldus Schermer. Op 31 december 1971 vond de laatste dienst plaats in de Koninginnekerk.

nazi’s
De gemeenteraad, onder aanvoering van PvdA-burgemeester Wim Thomassen, was voorstander van stadsvernieuwing. De oude kerk moest weg en in plaats daarvan wilde de raad een bejaardentehuis.

Tot sloop kwam het echter niet zomaar. Veel Rotterdammers vonden het ongelooflijk dat de burgemeester een historisch gebouw wilde slopen dat de bombardementen van de Duitsers ternauwernood had overleefd. Cynische verkiezingsaffiches hingen overal in de stad: ‘Stem P.v.d.A of C.P.N. Alle mooie kerken, molens en oude gebouwen moeten weg. Wij willen kale vlaktes met hier en daar een blokkendoos.’

De directeur van het sloopbedrijf vond in zijn brievenbus een pamflet: ‘Wat de nazi’s lieten staan, gaat er nu wel aan.’

Schermer heeft nog een kopie van een rouwkaart die een protestant aanbood aan het sloopbedrijf. Daarop de tekst: ‘Heer, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’

Er ontstonden diverse actiegroepen die de kerk wilden behouden. Ze verzamelden vierduizend handtekeningen, maar het mocht niet baten. De Haagse evangelist Johan Maasbach probeerde de kerk te kopen voor zijn bloeiende pinkstergemeente. ‘Ik neem het de mensen niet kwalijk, maar de Rotterdammers hebben geslapen. Dat ze zich zoiets bijna hadden laten ontnemen. Onbegrijpelijk. De kerk markeert de stad’, sprak Maasbach kloekmoedig. Maar hij kreeg de benodigde twee miljoen gulden niet bij elkaar.

Toen in januari 1972 de sloop begon, maakte een anoniem telefoontje melding van een bom in de kerk die tot ontploffing zou worden gebracht als de sloop doorging. Maar er was geen bom. Iets later ontstond het gerucht over een loden koker die in de kerk zou zijn gemetseld, met daarin de schenkingsakte van de zussen Van Dam. Daarin zou staan dat de kerk nooit mocht worden gesloopt. Er doken enkele valse kokers op, maar de akte is nooit gevonden.

Wie nu naar de Boezemsingel loopt, vindt het bewijs: de kerk is uiteindelijk toch gesloopt. Bejaardentehuis Hoppesteyn is er voor in de plaats gekomen. In 2000 werd er een toren aan toegevoegd: de Koninginnetoren. Met een groene top, die moet herinneren aan de opvallende kleur die de twee torens van de kerk hadden. <