Kerk doet nu dienst als plantsoen

Hans Hopman, beeld Dick Vos

In de verkiezing ‘mooiste gesloopte kerk’ komt de Maria Magdalenakerk in Amsterdam als derde uit de bus.
Vanwege steenrot was er voor de kerk geen toekomst meer. Aan deze diagnose is altijd getwijfeld.

Maria Magdalenakerk

Amsterdam
Met enige fantasie is het nog steeds mogelijk door de hoofdingang te gaan van de in 1968 gesloopte Maria Magdalenakerk aan de Spaarndammerweg. Alleen daal je nu via een aantal traptreden anderhalve meter af in wat tegenwoordig een plantsoen heet, vernoemd naar de vroegere socialistische voorman ds. Domela Nieuwenhuis. Dat kan hier in Amsterdam-West omdat een deel van het uit halve bogen bestaande fundament vreemd genoeg is blijven staan.

Aan de straatzijde is de buitenmuur afgedekt met zitplanken, binnenin staan bankjes en prullenbakken tussen de struiken. De bomen op de voormalige plek van deze kerk ogen inmiddels volwassen. Wel een prettige groene oase tussen al het steen van de eind negentiende-eeuwse vieretagewoningen.

De 69-jarige Tjalling Hiemstra laat zijn hond uit. Hij vertelt dat hij zo nu en dan hier heeft gekerkt, wanneer hij met zijn binnenschip Amsterdam aan deed. De geboren Fries, inmiddels rasstedeling, kwam vroeger dus sporadisch in de Spaarndammerbuurt. ‘De kerk was weg voordat we er erg in hadden. Als gasten hebben we natuurlijk nooit inspraak gehad.’

Even verderop trotseert Frieda Hartog (62) de venijnige vrieskou. Ze kan zich deze neo-gotische kerk nog goed herinneren. ‘Hoewel ik niet gelovig ben, vond ik de sloop destijds erg jammer. Ook omdat ze sindsdien het terrein nog een poosje braak hebben laten liggen. Ja, deze kerk hóórde gewoon bij de wijk.’

De bouwlocatie was voor de architect eigenlijk een onmogelijke: een taartpunt ingesloten tussen een spooremplacement en de drukke Spaarndammerweg. Met lange passen gemeten is de lengte van de plek krap honderd meter. Het is nu bijna niet voor te stellen dat dit de plek was van – op de foto’s – een imposante, hoogoprijzende ‘kathedraal’. Alleen een architect als Pierre Cuypers, ook schepper van het Rijksmuseum, was in staat het driehoekje optimaal te benutten. Hij liet zich daarbij inspireren door de oude Lieve-Vrouwekerk in Trier, het vroegste gotische kerkgebouw in Duitsland. Vanaf de smalle voorkant ontwierp hij een naar de achterkant zich steeds meer verbredende kerk, met als sluitstuk een grote vierkante toren. ‘Een rooms bastion tussen de roden’, klonk het destijds geringschattend. De overwegend socialistische buurt van (haven)arbeiders stond in 1891 niet bepaald te juichen. Ook protestanten fronsten hun wenkbrauwen over het oprukkend katholicisme dat, na eeuwenlange terugtrekking in schuilkerkjes, met ferme torens het stadsbeeld ging beheersen.

Van het ‘bastion’ van weleer is nog wel wat over. De pastorie, waarin oud-PvdA-wethouder Rob Oudkerk nog heeft gewoond, is nu een adviescentrum voor immigranten. Het Sint Leo-gesticht voor moeilijk opvoedbare jongens trotseerde eveneens de slopershamer. En pal achter de verdwenen kerk herinnert verder de rooms-katholieke basisschool Elisabeth-Paulus aan deze grote, levendige parochie. Het is inmiddels een Brede School, maar volgens de 48-jarige leerkracht Caroline Post – ze houdt tijdens het speelkwartier een oogje in het zeil op het overwegend multiculturele gekrioel op het plein – wordt van de ouders nog steeds respect gevraagd voor de religieuze grondslag.

steenrot
Waarom moest deze kerk, die wordt beschouwd als het hoogtepunt in het oeuvre van architect Cuypers eigenlijk het veld ruimen? Bouwvalligheid zou de doorslag hebben gegeven. Maar op een foto uit 1964 ziet het godshuis er nog opvallend strak uit. Volgens parochiaan F. Sijbrands, ooit hier gedoopt, was niet zozeer de leegloop de reden, maar steenrot in de fundering. Dit werd geconstateerd door parochiaan Van der Pal, die als constructeur en bouwkundige destijds door de toenmalige pastoor erbij werd gehaald. Ongeveer gelijktijdig constateerde men ook steenrot in andere rooms-katholieke kerken zoals de Vondelkerk. Maar die bleek later op miraculeuze wijze te zijn verdwenen. Voor ‘de Lena’ was het toen al te laat.

Dat de fundamenten niet in orde waren, is later meermalen betwist. Ook met de heipalen zat het wel goed. Weliswaar gleed de eerste paal op 1 oktober 1889 in de drassige bodem als ware het boter. Maar inderhaast aangerukte langere palen vonden wél steun op een zandplaat diep onder de grond.

Wat nu rest is pure nostalgie en ‘zeer veel goede herinneringen’, zegt oud-misdienaar Gerard van Essen. En Paula van der Woude denkt nog met weemoed terug aan haar eerste communie ‘en alles wat zich daar omheen afspeelde’. Een Amsterdammer laat weten zelfs ‘nog steeds elke dag’ te piekeren over het waarom van deze sloop. Weer een ander herinnert zich, drie jaar voor de afbraak, een popconcert van de Volendamse popgroep The Cats. Het was hun eerste concert buiten de dorpsgrenzen. Hoe ze dat in 1965 gedaan kregen? Heel simpel. Een oom van zanger Cees Veerman was pastoor in de Maria Magdalenakerk. <